Sinds 2017 geef ik fietsles.
Dit zijn mijn eerste belevenissen:
Als fietsdocent bereik je de grenzen van het fietsende leven. Even verder, en de afstanden worden oneindig vermoeiend door het lopen. Je bent overgelaten aan de grillen van het openbaar vervoer of veroordeeld tot de gunsten van automobilisten. Als je een ding leert als fietsdocent is dat de fiets buitengewoon aantrekkelijk is, als je hem nog niet of bijna niet meer beheerst.
Nieuwe Nederlanders willen zo graag fietsen! Een valpartij, een kapotte broek, daar malen ze niet om. Ze verschijnen ook op fietsles als ze nauwelijks kunnen lopen omdat ze in het weekend iets te overmoedig een viaduct zijn afgeroetst. Doorzetten, ook al is dat fietsen enorm moeilijk. Je hoeft niet te vertellen waarom fietsen handig is. Boodschappen doen, met de kinderen naar voetbal fietsen, naar de grote stad. Vrijheid. Ik vertel dat ik ooit naar Italië ben gefietst. Je ziet ze denken. Italië …fiets? Een nieuw perspectief wenkt. En als fietsen dan lukt, als die eerste paar meters worden gemaakt, als ze voor het eerst de wijk in gaan, dan stralen ze.
Tachtigers
Tachtigers die naar een fietsinformatiedag komen, staan helemaal aan de andere kant van het fietsbestaan. Zij voelen dat de macht hen aan het ontglippen is. De pedaalpower die hen hun hele leven overal heeft gebracht, dreigen ze te verliezen. Die fiets die in de genen leek te zitten, wordt lastig te besturen. De wereld wordt steeds meer vol gevaren, waar het eens vol plezier was. En ze doen er alles aan om dat verlies uit te stellen, om dat niet te laten gebeuren. Ze kopen de mooiste en duurste e-bikes. Ze luisteren naar hun kinderen die aanwijzingen geven. Ze gaan naar een fietsinformatiedag. Maar het is lastig. Een andere manier van opstappen aanleren kan eigenlijk niet meer, als je het 70 jaar anders heb gedaan. In hun hoofd zijn ze nog 17 of 25 of 50, maar niet 80. En zeker geen 80-plusser zonder fiets. Nee, dat nooit.
De fiets van Zahar
Bij mijn groepje nieuwe Nederlanders zit een héél fanatieke leerling. Laten we haar Zahar noemen, moeder van twee, gevlucht uit Afghanistan. Ze kan al heel aardig Nederlands en ze is zeer gemotiveerd het fietsen onder de knie te krijgen. Bij de tweede les blijkt ze de eerste bladzijden uit het lesboekje waarin alle verkeersdeelnemers staan opgesomd, uit het hoofd te kennen. Het is een beetje sneu voor de rest, maar als in quiz stel ik een halve vraag en het antwoord rolt eruit.
De fietsen die we gebruiken voor de fietsles zijn van de gemeente, ze zijn opgescharreld door de buurtsportcoach. Het zijn allemaal tweedehands meisjesfietsen, want Nieuwe Nederlanders zijn klein, soms echt verrassend klein. Wie in de buurt van de leslocatie woont, mag de fiets mee nemen naar huis om thuis te oefenen. Zahar neemt meteen dit aanbod aan.
Voor les 4 sta ik te wachten tot de deelnemers arriveren, en daar komt Zahar het plein op. Op de fiets, bibberig, nauwelijks vooruitkijkend, maar daarna met een trotse glimlach afstappend. Ja ze had die week veel geoefend en het was haar gelukt. De eerste omwentelingen op de fiets. De weken volgen elkaar op en Zahar gaat steeds beter fietsen. Ze is straks een van de leerlingen die ik met een gerust hart het verkeer in stuur. Kortom, een modelleerling.
Met de buurtsportcoach is afgesproken dat deelnemers de fietsen aan het eind van de cursus mogen overkopen voor een gering bedrag. De een na laatste les vertel ik dat de cursisten. Veel cursisten hebben daar wel oren naar. Dus aan het slot van de cursus reken ik met een paar cursisten af, behalve met Zahar. Wat blijkt, haar man vindt het geen goed idee. Ze kijkt er bedrukt bij.
Achter de leslocatie had ik nog een oude kinderfiets staan. Hij was van mijn kinderen geweest. Ik had gedacht dat hij misschien van pas zou komen en bij ons stond hij toch in de schuur te verroesten. Die fiets bleef staan. Eerlijk gezegd zag het inmiddels vijfdehandsje er ook niet uit. Ik wist opeens een goede bestemming. Een geschenk kan niemand afslaan, ook een echtgenoot niet.